De gitaren glanzen, de drums klinken alsof ze in een sporthal zijn opgenomen, en de synths gloeien als TL-licht op een dansvloer waar niemand elkaar echt durft aan te kijken. En dan die zang: jong, heroïsch en nét iets te dramatisch — precies goed dus. “I can’t feel it anymore…” zingt hij, met een urgentie die alleen twintigers met een leren jasje begrijpen.
De productie is weergaloos nostalgisch. Alles klopt — de galm, de bas, het tempo. Dit is geen retro om het retro, dit is pure synthpop-archeologie. De baslijn zou zo uit Songs from the Big Chair kunnen komen, en die hoge zanglijnen hebben precies dat 80’s-pathetische randje dat tegenwoordig weer gevaarlijk aantrekkelijk is.
Wat het nummer sterk maakt, is dat Chalk niet alleen teruggrijpt naar die tijd, maar hem herbeleeft. Het is niet ironisch of hip — het is oprecht. Ze menen het. En daardoor werkt het. De emotie voelt echt, al is het met drumcomputers en echo’s in plaats van tranen.
Halverwege krijgt het nummer zelfs iets episch: de synths trekken open, de zang zwelt aan, en je kunt bijna zien hoe iemand in een witte trenchcoat over een brug loopt terwijl de regen in slow motion valt. Het is John Hughes, maar dan met meer pijn in de ogen.
Kortom:
Can’t Feel It is een ode aan de tachtiger jaren zonder in nostalgische karikatuur te vervallen.
Het is een serieuze knipoog: melancholie met eyeliner.
Chalk heeft het geluid van Tears for Fears geleend,
de attitude van Duran Duran gestolen,
en er iets nieuws mee gedaan — iets dat glanst,
danst,
en voelt als de perfecte soundtrack voor de momenten waarop je zegt dat je niets voelt.
Want dat is de grap van dit nummer:
het heet Can’t Feel It,
maar je voelt álles.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten