Victory City is een titel die ironisch klinkt voor een band die al twintig jaar zingt over existentiële twijfel, emotionele ontwrichting en het soort relaties waarbij je na afloop je planten moet vervangen. Conor Oberst keert terug alsof hij nooit is weggeweest, maar misschien had hij beter nog even kunnen blijven waar hij was.
De tekstuele poëzie is er nog steeds – hij mompelt zich een weg door een halve roman in drie minuten – maar je hoort ook de vermoeidheid. Niet die van de luisteraar, maar van Oberst zelf. Alsof hij elke noot als een morele verplichting zingt: “Ja ja, ik zal het album afmaken, maar dan wil ik daarna wel terug naar m’n kat.”
De productie is netjes, soms zelfs mooi, met piano’s, strijkers, en een flard melancholie per minuut. Maar ergens blijft het steken in zijn eigen pretentie. Je hoopt op een explosie, een verrassing, een akkoord dat uit de bocht vliegt. In plaats daarvan krijg je zorgvuldig getemde tristesse. Bright Eyes is als een goede rode wijn die iemand per ongeluk in de koelkast heeft gezet.
En toch: Victory City raakt iets. Misschien omdat Oberst nog steeds de juiste woorden weet te vinden voor die vage, doordeweekse leegte die we allemaal soms voelen. Of omdat het troost biedt voor wie zichzelf nog serieus durft te nemen – zonder ironie.
📀 Cijfer: 6,8
📈 Hitpotentie: 5,9 – Niet voor de massa. Wel voor mensen met een schemerlamp en een dagboek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten