Cijfer: 9.2 – Het begint pas écht bij 3:30, en dan is het eigenlijk al te snel klaar.
David Sylvian’s Orpheus is geen nummer, het is een langzaam ontluikende droom. Zijn stem klinkt alsof hij speciaal voor jou iets ongrijpbaars staat te fluisteren, ergens tussen hoop en melancholie in. Alles is ingehouden, elegant, fluweelzacht. Je denkt: mooier kan bijna niet.
Maar dan, bij 3:30, gebeurt het ineens.
De Sound: Subtiel, en dan BAM: trompet
Alsof iemand besluit: nu mag er lucht bij. Een trompet schuift naar voren, fanatiek maar beheerst. Niet schreeuwerig, gewoon loepzuiver, precies waar je oren al die tijd op zaten te wachten. En dat moment — van 3:30 tot net voor vijf minuten — tilt het hele nummer naar een hogere laag.
Het Probleem: Twee minuten zijn te weinig
En dan, nét als je denkt dat je er helemaal in zit, houdt het op. De trompet zwijgt, Sylvian zakt weg, en de stilte is terug. Twee minuten puur geluk, maar je wilt simpelweg dat het nog tien minuten doorgaat. De enige echte klacht bij Orpheus: het stopt veel te vroeg.
Het Oordeel: Perfectie met te korte adem
Als Orpheus een persoon was, is het iemand die pas na drie glazen wijn écht begint te praten — en vervolgens midden in het beste verhaal opstaat en zegt: “Sorry, ik moet gaan.” Onvergetelijk, maar frustrerend kort.
Cijfer: 9.2 – Sylvian’s stem is ongeëvenaard, de trompet vanaf 3:30 is magisch. Maar net als je hoopt dat het eeuwig doorgaat, stopt het. Twee minuten geniaal, maar gewoon te weinig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten